SOME / ANY
SOME = A.
in normale bevestigende zinnen
B. in vragen waarop je het antwoord “ja”
verwacht
C. een of andere
ANY = A.
in zinnen met not of n’t
B. in vragen waarop je niet weet wat het
antwoord zal zijn.
C. als het er niet toe doet: hoeveel, waar,
etc.
Voorbeelden :
SOME A. There are some people waiting for you.
B. Do you
want some money ?
C. Some Mr
Jones called last night.
ANY A. There aren’t any people in the room.
B. Is there
anybody home ?
C. Please
give me an answer ! Any answer will do.
Samenstellingen met some/any
Je gebruikt deze als in de
zin geen plaats/persoon/ding genoemd staat.
Voorbeelden :
I can’t see anything. ; HET
DING WORDT VERDER NIET GENOEMD IN DE ZIN
He might have gone anywhere.
; DE PLAATS WORDT VERDER NIET GENOEMD
Is there anybody home ? ; DE
PERSOON WORDT VERDER NIET GENOEMD
Some/anywhere :
plaats
Some/anything : dingen
Some/anybody :
personen
Some/anyone : personen